Nieuws

ENGIE krijgt voor Warmtebron Utrecht opsporingsvergunning van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat

UTRECHT, 7 november 2019 - Voor het opsporen van aardwarmte heb je net als bij andere delfstoffen op grond van de Mijnbouwwet meerdere vergunningen nodig. Om te beginnen een opsporingsvergunning. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft deze aan ENGIE verleend waardoor ze gedurende vijf jaar het alleenrecht heeft om opsporingsactiviteiten uit te voeren. Daarmee is voor Warmtebron de eerste stap gezet naar het winnen van aardwarmte uit de Utrechtse bodem.

Onder de vlag van Warmtebron Utrecht onderzoeken elf partijen* de komende jaren samen of aardwarmte in de provincie een goed alternatief is voor het gebruik van gas en elektriciteit. Daarvoor zijn in 2018 twee onderzoeksprojecten gestart: Lean en Goud. Binnen het onderzoeksproject Lean staat de vraag centraal: hoe kunnen we met behulp van aardwarmte de stadsverwarming op een veilige, haalbare en betaalbare manier verduurzamen?

Meest kansrijk

De vergunning is afgegeven voor het opsporingsgebied dat bestaat uit de gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Woerden en Zeist. Daarmee heeft ENGIE voor Warmtebron Utrecht gedurende vijf jaar het alleenrecht om opsporingsactiviteiten uit te voeren. Warmtebron Utrecht heeft sinds de aanvraag in 2018 van de vergunning in 2018 niet stilgezeten. Eerder dit jaar ging het onderzoek naar aardwarmte in het totale opsporingsgebied van start. Oude seismische data zijn opnieuw bestudeerd en ook is in kaart gebracht welke plaatsen worden uitgesloten vanwege drinkwaterwinning. Met die informatie verkleinde Warmtebron Utrecht het onderzoeksgebied in april 2019 naar Utrecht-Zuid en Nieuwegein.

Vorige week konden we melden dat we het onderzoek naar aardwarmte voortzetten in Nieuwegein. Een locatie rondom het warmteoverdrachtstation (WOS) van Eneco aan de Symfonielaan blijkt het meest kansrijk te zijn. Als Warmtebron in dat gebied een locatie vindt, is het aan het Nieuwegeinse college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad of en onder welke voorwaarden het medewerking wil verlenen voor het verstrekken van de grond.

Uitgebreid advies
Voor de vergunningaanvraag heeft het ministerie Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Utrecht, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), de Mijnraad en TNO advies gevraagd. De provincie heeft bij haar advisering de gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Woerden en Zeist, Waternet/AGV, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Vitens, de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht en Omgevingsdienst Regio Utrecht nauw betrokken. Hieruit zijn enkele aandachtspunten en randvoorwaarden naar voren gekomen.

Aandachtspunten en randvoorwaarden
“In goed overleg met de omgeving brengen we de lokale belangen al vroeg in beeld”, vertelt Joris Peijster, projectleider voor Lean. “Daarbij gaat het onder andere om het beschermen van natuur, landschapswaarden, cultuurhistorische en archeologische waarden, de gebouwde omgeving en drinkwaterwinningsgebieden, maar ook om verkeersveiligheid en zo min mogelijk hinder voor de omgeving. Verder zullen we ook de situatie in de ondergrond voortdurend in de gaten houden. Al deze aspecten werken we vervolgens nader uit in de werkplannen voor een onderzoeksboring, in de omgevingsvergunning die nodig is voor de bouw van de boorinstallatie en het winningsplan. Dit alles gebeurt uiteraard in goed overleg met omwonenden en overige belanghebbenden.”

*EBN, Eneco, ENGIE, Hogeschool Utrecht, Huisman, IF Technology, Kantorenpark Rijnsweerd, TNO, UMC Utrecht, Universiteit van Utrecht, Well Engineering Partners